Als je geboren bent in een kannibalen vallei in het verre Papoea en opgroeit in een klein Gronings dorp, dan is het logisch dat je een identiteitscrisis hebt.

Tot voor kort vertelde Marc aan eenieder die het maar wilde horen dat hij half Indonesisch was. Aangezien er nog iemand gevonden moet worden die er meer Nederlands uitziet dan hij, is het logisch dat hij met ongeloof werd aangekeken. Het klopt namelijk ook niet, maar als Marc iets vindt dan is hij er moeilijk vanaf te brengen.

Ons mannetje met blond haar en sproetjes wist niet wie hij was, maar hier kwam een paar dagen geleden verandering in. Met rode wangen van het spelen kwam hij het huis ingerend en keek me aan met zijn grijsblauwe ogen. Na een diepe zucht zei hij plechtig, ‘hoi Moeke’. Vol verbazing keek ik hem aan. Moeke? ‘Ik ben Grunnings’, zei hij trots en ging met een tevreden gezicht achter de iPad zitten.

Dit moest ik als rasechte Fries even verwerken. Wat hadden we gedaan door in Groningen te gaan wonen? Paniek greep me naar de keel. Voor een goede reden achteraf, want onze meneer ging in de dagen daarop steeds meer Gronings praten. Wat op zich niet heel erg moeilijk is voor een leek. Je praat een beetje langzamer, slikt een paar letters in aan het einde van wat willekeurige woorden en dan kom je al een heel eind.

Maar goed, waar moest dit eindigen? Zoals elke moeder het beste wenst voor haar kind, hoopte ik ook dat dit alleen maar een fase was. Maar sinds gisteren weet ik beter. Marcs beste vriend had zijn worsteling gezien en wist hoe hij moest helpen. Hiervoor was hij speciaal naar het Groningse Doezum gegaan om toestemming te vragen aan zijn Beppe. Hij had nog een stel klompen van Beppe die hem te klein waren, of Beppe het erg vond dat Marc deze kreeg. Natuurlijk vond ze dat niet erg en gaf ook nog een stel geitenwollen sokken mee.

Dus zo kon heel het dorp gisteren genieten van het geklots van houten klompen door de straat. Uit het slaapkamerraam zag ik ze lopen. Tjibbe, die wel een halve meter langer is dan Marc, liep broederlijk naast hem, die zichtbaar zijn best moest doen om die houten klompen aan zijn kleine voeten te houden. Toch liep hij net iets zelfverzekerder dan anders.

Het duurde niet lang of ik hoorde geklots op mijn mooie laminaat. ‘Geen klompen aan in huis’, schreeuwde ik vanaf boven. Nooit gedacht dat te moeten roepen naar één van mijn kinderen. Toen ik beneden kwam, zag ik het gelukzalige gezicht van Marc waar iemand die een loterij heeft gewonnen in het niet bij valt. De klompen stonden in de gang, maar de te grote geitenwollen sokken hingen aan zijn voeten als verdronken katjes. ‘Ik ben zo blij met mijn klompkes’, hoorde ik hem tegen Tjibbe zeggen. ‘Ik ben blij dat je blij bent’, zei Tjibbe terug.

Was de hele wereld maar zo eenvoudig, want je zou niet zeggen dat deze jongens vorige week nog elkaars hersens wilden inslaan. Vertederend ging ik bij ze zitten en moest opeens denken aan mijn Pake Jan, die ik nooit gekend heb. Was hij geen klompenmaker? Al dacht Marc dat hij nu een echte Groninger was, deze Friese moeder wist wel beter.

Nu voor 15,00

Trending