Niets is vervelender dan andere mensen boos maken en helaas gebeurt dit maar al te vaak. Niet expres, natuurlijk niet, maar dat maakt het niet minder erg. Ik zat op het houten bankje even uit te rusten toen ik hieraan moest denken. Dat was niet toevallig. Dit bankje was namelijk de afgelopen weken aanleiding geweest voor tranen bij onze jongste.
Eigenlijk ging het nergens over en daardoor was het des te irritanter. Wat was nu het geval?
Iemand had het gouden idee gehad om op dit houten bankje geborduurde kussens te leggen. Joost mag weten waarom, maar het stond gek genoeg ook nog wel gezellig, zo’n houten bankje met kussens naast een weiland. Een prachtig initiatief zou je zeggen, ware het niet dat die kussens in de loop van de weken er als twee kletsnatte hoopjes van ellende bij begonnen te liggen en hadden alle pissebedden van Boerakker besloten om daaronder te huisvesten. Hier kwamen Marc en ik tot onze grote schrik achter toen wij daar een keer wilden zitten. Vol afschuw zagen we het vieze ongedierte krioelen en wisten niet hoe snel we weg moesten rennen.
Aangezien ik op dat moment geen grotere problemen had dan dat, begon ik hier thuis over. Waarbij ik wel moet zeggen dat mijn volwassen zonen me met een bezorgde blik aankeken, zo van: ‘Heb je werkelijk nergens anders om je druk over te maken?’ Nou, blijkbaar niet. We kwamen op het geniale idee om de volgende keer als we er langs liepen de kussens naast het bankje neer te leggen. Probleem opgelost zou je zeggen.
Maar dit verhaal kreeg een staartje. Een paar dagen later waren Marcel en ik aan het joggen en Marc liep gezellig met ons op. We passeerden de kerk, een aantal boerderijen en ook het bankje, waar de twee kussens warempel weer terug lagen van weggeweest. Marc liep honderd meter achter ons aan en bedacht zich geen moment. Hij legde de twee ondingen weer naast het bankje neer. Nu had hij niet gerekend op een mevrouw die daar met twee honden wandelde en opeens boos naar hem begon te roepen dat hij er vanaf moest blijven. Verontwaardigd liepen we naar haar toe en vroegen haar waarom ze zo deed. De mevrouw in kwestie, die ik nog nooit in mijn leven had gezien, verdedigde zichzelf met dat die kussens daar hoorden. Wij wilden er niet te veel woorden aan vuil maken en liepen snel naar Marc toe om hem te troosten. De aardigheid van het joggen was eraf en een beetje bedremmeld liepen we naar huis.
We begrepen er niets van. Waar was die boosheid nu goed voor geweest? Bij het minste of geringste gaan mensen maar uit van kwade bedoelingen
Als ik in mijn eigen herinneringen graaf, dan kan ik wel tien voorbeelden noemen waarin ik anderen onbedoeld erg boos heb gemaakt. Zo heb ik een keer in Almelo mijn buurvrouw van tachtig schreeuwend naar mij uit het raam zien hangen omdat ik, die gezellig in de tuin zat, veel te hard lachte om elf uur ’s avonds. De dag daarvoor had ze me net een boekje gegeven over het harmonische leven en erbij verzucht hoe heerlijk het was dat ze dit gevonden had. Totaal beduusd was ik van haar woede-uitbarsting en dat ik dit in haar had losgemaakt. Ik ben zelfs nog speciaal met Marcel bij haar langs geweest met een verzoeningsoffer omdat ik me er zo naar over voelde.
Nu zat ik dus op het beruchte bankje dat me eraan herinnerde dat het nog niet zo eenvoudig is om uit te gaan van het goede bij de ander. Vergenoegd over mijn eigen gedachtes bewonderde ik de weilanden voor me en stond op. Alleen bleef er wel iets knagen aan mij.
Ik had geen spoor van de kussens meer gezien, waar zouden ze zijn?




