Mijn broodje hagelslag smaakte me opeens niet meer. Net daarvoor had ik mij nog heerlijk genesteld in de luie stoel met mijn bordje op schoot en een kopje koffie. Marc zat bij mij in de voorkamer en hing onderuit op de bank. Ondanks mijn goede voornemen, had ik vanmorgen even geen zin gehad om verantwoord aan tafel te ontbijten. Of hij een “Jeugdjournaaltje” mocht kijken. Slim als hij is wist hij dat een verkleinwoord bij mij altijd werkt en zo zaten we dus “gezellig” naar het jeugdprogramma te kijken. Maar deze gezelligheid was van korte duur.
Na de bekende begintune en hippe intro werden we gelijk overspoeld met beelden van geweld op kinderniveau. Met de informatiestroom die over ons heen was gekomen in de afgelopen dagen, had het me niet moeten verbazen, maar toch overviel het mij. Even was ik in dubio, zou ik het uitdoen en Marc naar Peppa Pig laten kijken? Maar natuurlijk was dit geen optie.
Ten eerste was het kwaad al geschied, ten tweede is hij een jongen van acht die niet op zijn achterhoofd gevallen is en prima begrijpt wat er in de wereld aan de hand is.
Dus bleven we kijken naar het leed van onze medemensen die een paar uur vliegen hier vandaan wonen. Het was hartverscheurend om de beelden te zien. Ze lieten kinderen aan het woord zodat de jonge kijkers zich konden identificeren met de slachtoffers. Onze jongste is sowieso erg gevoelig, maar ik zag dit hem wel heel erg raakte, want normaal staat zijn mondje geen seconde stil. En eerlijk, wat viel er te zeggen?
Inmiddels was het programma verder gegaan met vrolijker nieuws en was tijd om ons klaar te maken voor school.
‘Denk je dat er een Derde Wereldoorlog komt, mam?’. Ik stond in de keuken zijn tas klaar te maken. De vraag overdonderde mij en ik wist niet goed wat hij bedoelde, maar echt tijd om er diep op in te gaan was er niet. Dus maakte ik me ervan af met ‘geen idee, lieverd’ en voordat Marc erop kon reageren, waren we onderweg naar school.
Het zat me niet lekker de hele dag en ik probeerde uit te vogelen wat me dwars zat. Voelde ik me schuldig omdat ik Marc had blootgesteld aan nieuws dat nog niet op zijn achtjarig bordje paste? Was het mijn, op zijn zachtst gezegd, slechte pedagogische aanpak op zijn prangende vraag hoe het nu moet met deze wereld? Of was ik gewoonweg zo begaan met het leed in deze wereld?
Het voelde als het uithalen van een knot wol. Had ik net een draad uit de knoop gehaald, stuitte ik alweer op een andere en leek ik alleen nog maar meer in de war. Het leed was ook te groot voor mijn bordje waar geen ruimte meer voor een broodje hagelslag was.
Dat is wat die hoeveelheid informatie met je doet, het zadelt je op met een immens schuldgevoel, waar je geen kant mee op kunt.
Nog steeds ben ik er niet over uit waar ik goed aan doe wat betreft Marc. Maar ik weet wel dat ik af moet van het idee dat het “gezellig” is om naar het journaal te kijken, zelfs als het “een jeugdjournaaltje” is.
Morgenochtend ontbijten we maar gewoon weer aan tafel.




