De wereld om mij heen betovert met sprookjesachtige schoonheid. Witte en grijze weilanden strekken zich uit, bomen buigen onder het gewicht van de sneeuw, en een helderblauwe lucht maakt het plaatje perfect. Terwijl ik over de Noorderweg rijd, vult de stem van Mariah Carey’s “All I Want for Christmas” de auto. Vandaag ben ik volledig ondergedompeld in de kerstsfeer en krijg ik de drang om de kerstboom op te zetten. Het is vreemd dat dit mijn eerste gedachte is, want er was een tijd waarin de kerstboom niet het symbool was dat mijn kerstgevoel bepaalde.
Ik herinner me een tijd, ongeveer zeven jaar oud, gekleed in mijn zondagse jurk en een kriebelige maillot, terwijl ik me tussen mijn broers en zussen wurmde in de auto. Het was Eerste Kerstdag, wat betekende dat we gezamenlijk naar de kerk gingen.
Het was geen gemakkelijke opgave om een uur stil te zitten. De King pepermuntjes had ik één voor één opgekauwd, en verveling begon toe te slaan. In mijn hoofd speelde ik iene miene mutte met de ouderlingen in het bankje. De woorden van de dominee zweefden als engeltjes over mijn kinderhoofdje, en de kerstliederen klonken alsof ze maandenlang op zolder hadden gelegen. Toch wist ik dat het de moeite waard zou zijn, want na de kerkdienst stond er iets verrukkelijks op het programma.
De zegen was uitgesproken, het amen gezongen, maar niemand stond op. Geschuifel tussen de stoelen werd gevolgd door kordate klikjes van de naaldhakken van de vrouw van de organist, tevens voorzitter van de kerstcommissie. Iedereen bleef zitten. Als doordeweekse handwerkjuf wisten we hoe streng ze was. Ze had geen microfoon nodig. De kinderen van de lagere school moesten nog even blijven zitten.
In de grote hal ontstond geroezemoes. Dozen werden naar binnen gebracht en voor de preekstoel neergezet. Knisperende papieren tasjes werden tevoorschijn gehaald en een voor een uitgereikt door de assistentes van de handwerkjuf. Mijn naam weerklonk door de kerkzaal, en ik herinner me nog goed hoe opgelucht ik was dat ik niet vergeten was. Plechtig nam ik mijn tasje aan, het voelde als de uitreiking van een gouden medaille. Mintje Spoelstra stond erop geschreven.
Hoewel ik een vermoeden had van wat erin zat, kon ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen. Het was precies wat ik dacht. Een boek en een sinaasappel. Het stuk fruit kon me gestolen worden, maar mijn eigen boek? Nog steeds kan ik het gelukzalige gevoel terughalen van de terugweg naar huis terwijl ik mijn schat dicht tegen me aanhield.
Eenmaal thuis trok ik als eerste de oncomfortabele kousen uit. Met het vooruitzicht van het luxe broodje van bakker Van der Bijl bij de kerstmaaltijd kon deze kerst niet meer stuk. Tevreden nestelde ik me op de bank om het boek in één keer uit te lezen.
Het ultieme kerstgevoel was geboren.




