Ode aan alle mensen die een volkstuin hebben. Sinds Steef eentje achter ons huis is begonnen, begrijp ik een beetje wat een pokkewerk het is. Ik had het kunnen weten, want ooit heeft Marcel een blauwe maandag een volkstuin gehad. Die zat toen alleen niet in onze achtertuin, maar op een complex verderop waar je voor een habbekrats een lapje grond kon huren.
Marcel had altijd erg leuke herinneringen aan de tijd dat zijn vader een volkstuintje had (hij had daar namelijk leren roken) en was nu op dezelfde leeftijd als zijn vader toen. Eerlijk gezegd vond ik het vanaf het begin al een slecht idee. Timemanagement is nu eenmaal niet zijn sterkste kant. Toch deed ik niet al te goed mijn best om hem van gedachten te veranderen, omdat het idee van verse biologische boontjes mij ook wel erg aanlokkelijk leek. Dat heb ik geweten.
Tot tweemaal toe heb ik in het jaar daarop het bestuur van het tuinencomplex aan de deur gehad. De eerste keer wist ik niet wat me overkwam. Want wie stonden er op klaarlichte dag opeens op mijn stoepje bij de voordeur? Drie ernstig kijkende mannen op klompen, waarvan een van hen een borreltje te veel op leek te hebben. Ik ging er eigenlijk vanuit dat er een vergissing in het spel was, totdat de man met het glaasje teveel, vroeg of mijn man er was. Toen ik ontkennend antwoordde, werd ik plaatsvervangend als een klein kind toegesproken over het feit dat ons volkstuintje het hele complex bezoedelde met al het onkruid dat was ontsproten door structurele verwaarlozing.
Met de staart tussen zijn benen ging Marcel die week aan de slag, maar vergat zijn tuin weer net zo snel als het onkruid groeide. De tweede maal waren de mannen niet meer zo vriendelijk en stond ik te trillen op mijn benen toen ze weg waren. Ik heb Marcel gesmeekt om nooit weer een volkstuin te beginnen.
Nu heeft onze Steef dus een tuintje. Marcel heeft er met liefde aan meegewerkt en ik moet zeggen: ‘Petje af voor de mannen.’ Het heeft onze achtertuin opgefleurd en het was in het voorjaar een prachtig gezicht om te zien hoe enthousiast Stefan aan de slag ging. Liefdevol werden er plastic bordjes bij de zaadjes gezet die markeerden welke groente we waar konden verwachten. De centimeter kwam er zelfs aan te pas bij het poten van de aardappels. Wie was deze jongen van mij die ik tot nog toe vooral had zien floreren te midden van grote chaos?
Het duurde niet lang of de eerste spinazie werd voor moeders klaargelegd op het aanrecht. Met een gezin van zes kom je er niet met een paar blaadjes. Dus het was een tijdje sparen voordat we onze eerste maaltijd met verse groente uit de tuin zaten te verorberen. Steef werd de hemel in geprezen en hij raakte nog net niet het plafond met alle veren die hij in zijn kont kreeg gestoken. En eerlijk is eerlijk, groente uit eigen tuin smaakt heerlijk.
Ik durf het zoonlief bijna niet te zeggen, maar nu ik weer voor de zoveelste keer de boontjes aan het doppen ben en de ieniemienie worteltjes zit schoon te maken, verlangt de luilak in mij terug naar de voorgesneden gewassen groenten uit de schappen.
Shame on me. Heb ik dan niets geleerd van al die jaren in Papua waar ik elke dag uren doorbracht in de keuken? Waar zelfs onze vrijdagse frietjes met de hand gesneden moesten worden?
Dus hierbij ode aan mijn Steef, die mij de afgelopen maanden heeft laten zien hoe leuk en lekker het is om groente uit eigen tuin te eten. En ja, dat is het pokkewerk meer dan waard!




