Wat houd ik toch van de seizoenen, bedacht ik me laatst toen ik op het Schilligepad liep. Hoe de bomen en de dieren mee veranderen en ik daar getuige van mag zijn. Ik wil niet overdrijven maar Marcel en ik lopen bijna dagelijks wel een rondje om het dorp.

In de winter lopen we, met lampjes om onze bovenarmen gesnoerd, die zoveel licht geven dat de buurman een keer uitriep toen hij ons zag ‘joe lieken wel’n kerstboom ja’. Beschaamd liepen we verder. 

Het heeft iets schilderachtigs om in het pikkedonker op het Schilligepad te lopen. Ondanks de lampjes zien we vaak geen hand voor ogen, maar de huisjes aan de kant wijzen ons de weg. Als er dan een auto razendsnel op ons af komt scheuren, voelen we ons weer even als vanouds toen ons leven aan een zijden draadje hing als we ons tussen het verkeer begaven in Papua.

In de lente, wanneer we steeds minder de lampjes hoeven te gebruiken, begint onze kinderlijke verwondering. We zien de schapen in hun veel te dikke witte vacht hoogzwanger zijn om na een paar weken de lammetjes achter ze te ontdekken. We begroeten de eenzame shetland pony, die er na elke winter somberder uit begint te zien. Ontdekken de eerste sneeuwklokjes, narcissen, korenbloemen en verbazen ons erover dat we de pauw nog niet hebben gezien in de lage takken van de eikenboom. Ons hart barst bij het zien van de bloesem van de seringenboom in mei. Witte en paarse bloemen verspreiden een geur die ons terugbrengt naar de tijd in Almelo toen onze tuin was gesierd met twee van hen.

Elke keer, bij de eerste bloem, moet ik vertellen hoe het Heit was die mij ooit attendeerde op de bloesem van deze boom. Hij haalde er speciaal een schaar voor op. Knipte een paar bloemen af om ze vervolgens in een vaas neer te zetten op de tafel. ‘Ze ruiken zo heerlijk’, zei hij met een stem vol vertedering alsof hij ze zelf had gekweekt. Toen Heit een maand later plotseling overleed, waren het de seringenbomen die mij in de winter daarop troost gaven. Hun kale lelijke takken leken mijn diepe verdriet te begrijpen en te troostten met de belofte dat het ooit weer lente zou zijn. 

Wanneer de zomer dan is aangebroken en onze zintuigen gekalmeerd zijn, komen we in een roes waarin het lijkt dat het voor altijd zo zal blijven. De prachtige lome zomerdagen eigenen we ons toe als een vanzelfsprekendheid en de dagen waarin de regen ons ervan weerhoudt om ons rondje te lopen, ondergaan we als ongenodigde visite. 

In de afgelopen jaren zijn we elke keer weer verrast door de herfst. We zien hem domweg niet aankomen. Als de wind met windkracht 8 door het Schilligepad raast en de roodbruine blaadjes als een prachtig tapijt voor ons liggen uitgespreid, is er geen ontkomen aan. Eerst sputteren we nog even tegen. Stellen het uit om als kerstbomen door het dorp te lopen totdat we bijna van onze sokken worden gereden door een trekker in het pikkedonker. Dan weten we dat het tijd is om zakken vol met kastanjes mee naar huis te nemen. Een knutselmoment met Marc te plannen om er vervolgens achter te komen dat knutselen met kastanjes alleen gebeurt in kinderboeken. Ooit geprobeerd een satéprikker te steken in een kastanje?  

De eerste tekenen van de winter vinden we dan terug op onze vensterbank waar de schimmel op de kastanjes ons vertelt dat het tijd is om de herfst los te laten en die krengen weg te gooien. We halen dan het hele huis overhoop op zoek naar batterijen voor onze lampjes en in onze dikke winterjas lopen we dan weer trouw ons rondje.

Na jaren in Indonesië, het land zonder jaargetijden, kan ik er nog steeds niet over uit, dat ze weer terug zijn in mijn leven, de seizoenen.

Nu voor 15,00

Trending